Deze week is het 91 jaar geleden dat de bekende miljonair Wilhelm Eschauzier werd vermoord. Hoe zat het met de moord waar de kranten zo vol van stonden?
Wilhelm Gerard Joachim Eschauzier werd geboren op Oost-Java op 25 januari 1872. Zijn vader was directeur van de Nederlandsche Suikerunie. Toen Wilhelm 28 jaar was trouwde hij met Wilhelmina Reichmann. Het huwelijk werd voltrokken op 22 augustus 1900 in Indonesië. Later zou Wilhelm de Unie van zijn vader overnemen en werd hij zelf directeur.
Wilhelm was een echte zakenman. Hij had een neus voor nieuwe ontwikkelingen en investeringen die geld konden opleveren. Hij had dan ook een flink hoekhuis in het luxe Statenkwartier in Den Haag. Voor financiële draagkracht voor nieuwe ideeën kon je altijd bij hem terecht. Zo had hij een uitvinder uit Roermond leren kennen die een opmerkelijk idee had: een metalen klomp met een houten zool die verwisseld kon worden. De uitvinder zag een grote fabriek voor zich waar zijn vinding aan de lopende band werd gefabriceerd. Alleen het geld ontbrak hem nog.
Maar toen bleek dat hij een voorschot van zijn geldschieter had opgemaakt zonder tot zaken gekomen te zijn, begon Wilhelm te twijfelen aan zijn nieuwe zakenpartner. Toch maakte hij een nieuwe afspraak met de uitvinder. Op zaterdag 9 mei 1931 om drie uur in de middag had hij met de uitvinder een ‘samenzijn’ in het beroemde Haagse Grand Hotel Central. Rond half drie die middag vertrok hij uit de chique herensociëteit De Witte, naast het Mauritshuis en het Binnenhof, om op tijd op zijn afspraak te komen.
Niemand weet of hij daadwerkelijk in Central is aangekomen. Maar die avond kwam hij niet thuis en hij verscheen die avond ook niet op een belangrijke aandeelhoudersvergadering. Zijn vrouw waarschuwde de politie, maar die kon niet veel anders doen dan Wilhelmina te adviseren rustig af te wachten. Maar hoe kan je rustig zijn als niemand weet waar je man is gebleven? Als je alles hebt gedaan om hem te vinden, maar alle pogingen vruchteloos blijven?
Vrijdag 8 mei 1931, een dag voor de verdwijning van Wilhelm. De Haagse zakenman Born heeft een advertentie gezet, hij had een groentepakhuis te huur staan. Het pakhuis stond aan de Westerbaenstraat, op de hoek van de Veenkade, midden in een bewoonde wijk. Jongens met petten op het hoofd rennen door de straat. Ze spelen tikkertje, de meisjes springen touwtje. Een geïnteresseerde huurder belde aan bij het huis van Born, zijn vrouw deed open en gaf hem de sleutel van het pakhuis. De jongeman sprak beschaafd en zag er verzorgd uit.
Terug in het kantoortje van Born hadden hij en de nieuwe huurder een geanimeerd gesprek. Ze rookten wat Engelse sigaretten en de handtekening onder het contract was snel gezet. Hij wilde het pakhuis voor twee weken huren en betaalde keurig vooruit. Hij noemde zich Johan Stibbe.
Maandag 11 mei 1931 begaf Born zich naar het pakhuis om een puthaak te pakken en het bordje ‘Te Huur’ weg te halen. Born had een reservesleutel. Binnen in het lege pakhuis zag hij een witte, houten kist staan die hij niet herkende. Er stond ‘klok’ en ‘Den Haag’ op en twee getekende glazen, symbolen dat de inhoud breekbaar was. Hij opende de kist en kreeg de schrik van zijn leven. Er lag een lichaam in, het ontzielde lichaam van een man. Zijn handen en voeten gebonden, in zijn mond een prop katoen. Uit de kist kwam een walm ether, een prikkelende lucht. Het lichaam was onder een deken gelegd en in de kleine kist gepropt. Born informeerde snel de politie. Hij zou de namiddag van die vreselijke dag niet snel meer vergeten.
Omwonenden herinnerden zich dat op die zaterdag een auto voor het pakhuis stopte en even later door de hoge deuren naar binnen reed.
Nu na twee onzekere dagen eindelijk de vraag waar Wilhelm is gebleven is beantwoord, breekt een nieuwe onduidelijkheid aan. Wie heeft Wilhelm vermoord? Waarom moest hij dood? Al snel herkende de Haagse hoofdcommissaris François Van ’t Sant, die later vertrouweling van de koninginnen Wilhelmina en Juliana zou worden, de man die de huur van het pakhuis had ondertekend.
De verdachten Konings en Penders bleven volhouden niets met de zaak te maken te hebben. Konings vroeg om een advocaat, maar hij weigerde, omdat hij een vriend was van Eschauzier! Op het politiebureau begon de reconstructie. De twee verdachten droegen een verzwaarde kist in een auto. Dat lukte. Als verweer heeft Konings een handgeschreven briefje, waarin Wilhelm schreef dat hij boos was op Konings, maar toch bereid was te praten met hem.
Na te zijn veroordeeld, ging Konings maar ook het OM in hoger beroep. En daar ontvouwde zich een nieuw vraagstuk. De vraag was: is het briefje echt door Wilhelm geschreven? Of was het een ‘valschheid’ om de politie te misleiden? Er worden tientallen gehoord. Maar in het hoger beroep ontstonden twee kampen. Ze traden op als handschriftdeskundigen die het handschrift op de wissel moesten Het waren Co Ledden-Hulschebosch, die later een bijzonder belangrijke rol zou spelen in de ‘zaak Courregh-Staal’ en Emile van Waegeningh. Volgens Ledden-Hulschebosch was het briefje niet geschreven door Wilhelm, maar door Konings zelf en was het dus valsheid in geschrifte.
De eisen zijn wederom niet mals: levenslang tegen Konings. Daar gaat het gerechtshof niet in mee, hij krijgt twintig jaar en wordt overgeplaatst naar de strafgevangenis van Leeuwarden. en acht jaar (jongste) wegens moord en heling. De verdachte Konings ging in cassatie, bij de Hoge Raad. Tevergeefs, de Hoge Raad verwierp het verzoek en de uitspraak van het Gerechtshof werd bindend.
Donderdag 29 juni 1933. Een prachtige, zonnige dag. Iedereen die vrij was kon ervan genieten. Konings niet. Jaren later nog niet. Hij werd overgeplaatst naar de strafgevangenis in Leeuwarden. Voor de komende twintig jaar. Penders krijgt uiteindelijk vijf jaar cel. Eindelijk is de zaak ‘Eschauzier’ ten einde.
De Westerbaenstraat in Den Haag bestaat nog steeds, maar het pakhuis is al lang geleden gesloopt. Er staan nu nieuwe appartementencomplexen.