‘Der Teufel soll mein Führer sein!”, vertaald betekent dat zoveel als ‘de duivel zal mijn leider zijn’. Het is de tekst bij een tatoeage met een zesvingerige hand die een kaars vasthoudt. Op 11 januari 1982 werd in een kelder in een huis in Amsterdam een lichaam gevonden met deze tattoos op armen, benen en de rug. De man was 1,83 lang en hij had kleine voeten; maat 38. Het lichaam was gemummificeerd en woog nog maar 13 kilo. Op deze koude dag, de temperatuur lag in het hele land onder het vriespunt, werd het lijk gevonden. Nog altijd is niet duidelijk wie deze persoon was.
De aanloop
Delen van Amsterdam, zoals de Wallen, waren in de jaren ’70 en ’80 het domein van junks, hoeren en pooiers, liquidaties binnen de Chinese maffia, Surinaamse dealers en Duitse en Engelse drugstoeristen. Het was de tijd van de punkers, de rockers en anarchie. Van de Nieuwmarktrellen en, in 1980, het oproer tijdens de kroning van prinses Beatrix. Verzet tegen de gevestigde orde. Om het drugsprobleem landelijk aan te pakken besloot Den Haag het gebruik van softdrugs vanaf 1972 te gedogen. Maar daarmee werd het probleem op de Wallen niet minder…
In die jaren liep Amsterdam leeg. Gezinnen verhuisden naar Purmerend, Almere of verder weg. De verkrotting van de stad kwam op en de gemeente kocht panden op om ze te renoveren. Zo werd ook Oudezijds Achterburgwal 143 in 1972 opgekocht en dichtgemetseld. Maar niet lang daarna werd het pand gekraakt door hippies, junkies en Hare Krisna’s. Pas in 1982, tien jaar na de sluiting van het pand, zou het gerenoveerd worden. Naast de voordeur stond ‘kut’ gespoten. Boven de ingang stond ‘Nina’ getagd in het geel en op de stoep stond een verroest Amsterdammertje.
Een lijk in een tapijt
Dat renoveren ging van boven naar beneden. Het pand moest leeg. In de kelder stuitten de werkmannen bij een berg troep op een tapijt met een groene tuinslang eromheen. Toen ze het tapijt uitrolden vonden ze een etalagepop. Maar toen ze beter keken, beseften ze dat het een lijk was. Een lichaam, de benen iets opgetrokken. Een arm onder het hoofd, de andere over de borst. Alsof het sliep.
Het lichaam was volledig gemummificeerd, het stonk niet eens meer. Een lichaam van 13 kilo. Een verleerde huid. Dr. Jan Zeldenrust, de bekendste patholoog-anatoom van die tijd, kwam bij hoge uitzondering kijken op de plaats delict. Hij schatte dat het een jongen van rond de 20 jaar moest zijn. Zeldenrust vond tatoeages op het lichaam, pas na grondig onderzoek. Een mengsel van alcohol en water op de huid maakte de tatoeages zichtbaar. De kleding was grotendeels vergaan, maar de waslabels en de merkjes waren Duits. Zeldenrust denkt dat de man al een aantal jaar in de kelder heeft gelegen. De man droeg ringen aan de vingers en één oorbel. Om de linkerarm droeg hij een horloge.
Het renovatiewerk werd direct stilgelegd. Een buurtonderzoek leverde niets op en ook een politiebericht op televisie in februari 1982 genereerde geen tips. De Duitse kleding en de tattoos waren de enige twee kleine, vage lichtpuntjes in de donkere zoektocht naar de identiteit van de man. Die tattoos waren hoogstwaarschijnlijk amateuristisch gemaakt. De tekst met de kaars en de hand, staan op de rug van de man. Op het rechterbeen een vlinder en een hoofd met iets wat op een ‘indianentooi’ lijkt, op de linkerarm. Die tekst over de duivel is de belangrijkste aanwijzing. Het is een tekst die in een gevangenis, een jeugdinstelling op opvoedingskamp gemaakt kan zijn. Omdat het een motto is van ‘bad boys’ uit die tijd. Maar alle naspeuringen ten spijt is nooit een naam gevonden. De zaak wordt langzaam een ‘cold case’. Het ‘kelderlijk’ werd op maandagochtend 8 maart 1982 op de Oosterbegraafplaats ter aarde besteld.
Cold Case
En cold cases komen in de aandacht van speciale teams. In de hernieuwde aandacht voor de zaak wendde de Amsterdamse politie zich tot de Duitse collega’s. Op 6 augustus 2014, ruim dertig jaar na de vondst, weidde Aktenzeichen XY international, de Duitse evenknie van Opsporing Verzocht, er een uitzending aan. Het was niet de tattoo-tekst, maar de ring die een aanleiding vormde voor nader onderzoek naar een tip. Een kijker herkende zijn ring, een zeer bijzonder en zeldzaam sieraad. De grootste steen ontbrak. Maar de man vertelde dat hij deze ring in 1975 in Hamburg was verloren. Hoe het Amsterdamse lijk aan de ring is gekomen blijft een groot raadsel. Maar de link tussen Duitsland en het kelderlijk wordt erdoor wel sterker.
Het cold case team kon, net als dr. Zeldenrust toen, geen doodsoorzaak vaststellen. Daarmee is nooit officieel vastgesteld dat het een moord betreft. Maar een overledene kan zichzelf niet in een tapijt wikkelen en daar een tuinslang om knopen. Dat moet dus iemand anders hebben gedaan. Is de man bijvoorbeeld overleden aan een overdosis en hebben anderen het lichaam toen verborgen en bijvoorbeeld naar beneden gehesen met de slang? Maar waarom? Was het een misdrijf? Een ongeluk? En wie ís de man überhaupt? Het cold case team komt er niet uit.
Andreas Pasternack
Na de Duitse uitzending kwamen er in totaal 24 tips binnen. Tips die gaan over een Duitse man met een crimineel verleden: Andreas Pasternack. Hij zou de opvallende tekst op zijn rug hebben staan. Ook Pasternack heeft in Amsterdam gewoond rond 1980. In diezelfde tijd verloor hij het contact met zijn ouders. Komt dat doordat hij toen overleden was? Was híj het lijk in de kelder? Helaas. Pasternack leeft nog, hij woont in Duitsland. In 2016 komt de Nederlandse journalist Kees van der Spek op het spoor van Pasternack. Uit zijn ontmoeting blijkt dat er geen bemoeienis van de politie in zijn leven wordt geduld: “Als je van de politie bent, vermoord ik je.” is zijn eerste opmerking bij hun ontmoeting. Op de rug van Pasternack staat niet exact dezelfde tekst over de duivel. Het scheelt maar één woord.
En dan krijgt plotseling de zaak een nieuwe wending. Waar slaat de naam Nina, boven de voordeur van het pand op? De Duitse punkzangeres Nina Hagen woonde tussen 1975 en 1980 in Amsterdam en was lid van de punkscene uit die tijd. Ze had een relatie met de Nederlandse gitarist Ferdi Karmelk, die in 1988 overleed aan AIDS. Nina was in Nederland in 1979 bekend geworden door haar plaat ‘Unbeschreiblich Weiblich’, een bescheiden hit maar met veel luisteraars in de punkscene. Maar naar haar eigen zeggen kent Nina het pand niet en ze kende ook niemand met de opvallende tatoeages. Weer een dood spoor dus.
Het heden
Zo’n twintig jaar geleden is het graf van de onbekende man geruimd. Maar er is één kies bewaard gebleven, dat zou DNA bevatten voor nader onderzoek. Er is nu nog maar één ‘lead’: Andreas Pasternack. Want hoewel hij het lijk niet kan zijn, de kans bestaat dat hij hem wel heeft gekend. Hun leeftijden en het geboorteland komen overeen, evenals, waarschijnlijk, de gezamenlijke geschiedenis in opvoedingshuizen of gevangenissen. De tatoeages van de vlinder en het ‘indianenmeisje’ komen overeen. De teksten zijn bijna gelijk. Helaas zijn drugs en de criminele levensstijl van de Duitser drempels nu hierop verder te rechercheren. Want mogelijk dat Andreas meer kan vertellen over het mysterieuze Amsterdamse Kelderlijk.
Waardeer dit artikel
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.
[paytium name=”Eenmalige donatie Bas Dekkers” description=”Eenmalige donatie Bas Dekkers”] [paytium_dropdown label=”Ik doneer” options=”1,50/5/10/25/100/250″ options_are_amounts=”true” /] [paytium_total label=”Mijn gekozen donatie” /] [/paytium]